Tekstregel a: Het vrouwtje van de labrador retriever zei dat ie haar had willen wekken.
Uit: Marente de Moor – Kleine vogel, grote man. Blz 26, r 8

.
Tekstregel b: En Klara’s gesprekspartner was bepaald geen onsympathieke man, een oudere heer die eruitzag alsof hij veel had meegemaakt, hoe weinig hij ook had bereikt van wat hem ooit voor ogen had gestaan.
Bron: Marcel Beyer – De nacht dat het dode kraaien regende. Blz.218, regel 18

.
Tekstregel c: Uiteindelijk verscheen hij – goed gekapt, zonnebril, ringbaardje, regelmatige trekken – met vier aan elkaar genoopte tennisnetten aan de Kaiserhafen, waar de opgetrommelde waterpolitie en brandweer reeds met een kleine vloot aanwezig waren.
Uit: Thomas Roosenboom – Zoete Mond Blz. 444, r. 30

.
Tekstregel d: Dan komt er een camouflagestift uit en een spiegeltje waarin ze controleren of het hún tijd nog wel zal duren.
Uit: Arthur Japin – Blz. 240, r. 24
Ik heb een aantal elementen uit de zin genomen: spiegels, stiften (het materiaal van de tekeningen), camouflage en tijd. De tijd komt voor mij tot uitdrukking in de halve klok (de tijd duurt nog) en de vier elementen. Het was een zin die me duizelig maakte en daar heb ik mee gespeeld in de video die ik heb gemaakt. Ik heb de zin uit elkaar gehaald en weer in elkaar gepast, naar elk element gekeken en ze op elke mogelijke manier weer in elkaar gepast, met behulp van beeld en geluid. Het is tevens een kijkje in de werking van mijn brein als ik me blind staar op één onderwerp. Pas aan het einde wordt het duidelijk, maar heb je dan gezien wat er stond of heb je dan juist alleen de essentie?
‘spiegels van de ziel’

.