Tekstregel a: Ze nam nog wat water en moest denken aan de voorzitter van de zeilclub die vanmorgen weer was geweest.
Uit: Jan Siebelink De overkant van de rivier. Blz.256, r. 13

.
Tekstregel b: Hij probeert naar boven te lopen met het losse, ontspannen gevoel waarmee men een trap gemeenlijk afdaalt: de armen bungelen met hun eigen zwaarte langszij, de voeten schampen langs de treden en het hoofd is fier geheven.
Uit: Anna Enquist – Het meesterstuk blz. 230, r. 23

.