Tekstregel a: En waar het seniele imponeergedrag dat ik aan de dag zou moeten leggen in aanwezigheid van een vrouw die amper half zo oud is als ik, maar niettemin belangstelling voor mij heeft, al is het maar voor wat ik te berde breng, terwijl we met elkaar praten en ik me er stiekem over verbaas dat in mijn houding en gedrag geen lachwekkende trippelpasjes, geen hese toon,. en geen opschepperig gedrag valt te bespeuren, niet het minste spoortje baltsgedrag, wat ik op jongere leeftijd van een vergrijsde heer zou hebben verwacht?
Uit: Marcel Beyer – De nacht dat het dode kraaien regende Blz. 19, r.11