terug naar het overzicht van ZINBEELDEN
Tekstregel a: U bent niet geboren en getogen in Dresden, hè?’ vroeg mevrouw Fischer vlak na onze begroeting voorzichtig.
uit: Marcel Beyer – De nacht dat het dode kraaien regende Blz 22, r. 7
Collage/tekening, 21×28 cm , 2020
Mijn interpretatie van de tekst:
“Mevrouw Fisch(er) wijst naar de historische foto van Dresden, voorjaar 1945. Ze kijkt me wat verlegen en onzeker aan als ze opmerkt dat ze denkt dat ik niet in Dresden ben geboren en getogen. Mevr Fisch(er) is journalist van Der Standard. Vanmiddag is de opening van mijn expositie “Vögelein” in het museum. Ze heeft meer belangstelling voor de historische foto dan voor mijn “kraai” die voor haar staat. Verrast door haar vraag, staar ik naar de vallende kraaien op de foto. Vreemd dat ik dat niet eerder heb gezien.”
Tekstregel b: Ze had hem eindelijk zover gekregen dat hij naar het provinciehuis ging om meer informatie over de brug in te winnen en vanmorgen was hij na de vaste klanten te hebben overgezet met de fiets naar de stad gegaan.
Uit: Jan Siebelink De overkant van de rivier. Blz.196, r.28
Mijn interpretatie van de zin:
De veerman ( rechts) houdt zielsveel van het overzetten van mensen naar de overzijde van de rivier. De rivier waar hij zoveel van houdt. De rivier beweegt, soms grillig, zacht, spiegelend, prachtig, onvoorspelbaar, gevaarlijk, liefdevol. Dit stemt de veerman dankbaar. Sinds hem ter ore kwam dat er plannen gemaakt worden voor een brug, gaat hij gebukt onder nachtmerries, zijn geliefde rivier brengt nu demonen voort. Hij wordt verslonden. Steeds weer duikt de zwarte kraai op, met de bouwplannen onder de arm, die hem kil de laan uit stuurt.
“O God, waaraan heb ik dit verdient? Hoe kan het dat de plannen achter mijn rug om worden gemaakt? Waarom ben ik niet betrokken? Waarom zo meedogenloosheid?“
Verhaal halen heeft geen enkele zin. Ook al zal hij het doen omdat zijn vrouw er op staat dat hij zich niet als een slachtoffer overgeeft aan de situatie. Hij voelt zich kwetsbaar.
Tekstregel c: Je keek uit het raam van je kamer, op de tweede verdieping.
Uit: Jan Siebelink – De overkant van de rivier. Blz.97, r. 27